Wilg – Salix alba

Knotter Leo
foto De Tuinen van Appeltern
Knotter Henk

Wilg – Salix alba

De Schietwilg is de wilg die als knotboom wordt toegepast. Salix alba is een snelgroeiende wilg met grijsgroen blad en kan als boom wel 20 tot 25 meter hoog worden. Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren. De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken.

Wilgen zijn pionier soorten met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en België veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel. Het knotten van bomen is van oorsprong boerengebruik. Er wordt in het agrarische gebied om de drie à vier jaar geknot. Salix alba trekt ontzettend veel dieren aan, zo broeden er de bosuil, de koolmees, de pimpelmees, maar ook de grauwe gans er vaak in. Maar deze wilg trekt ook veel insecten aan die op hun beurt weer veel vogels aan trekken.

De knotwilg kan op ongeveer 2 m hoogte afgezaagd worden en heet dan knotwilg. Aan de stam groeien vervolgens waterloten, die wilgentenen worden genoemd. Ze worden tegenwoordig vooral gebruikt om manden en tuinschermen te maken. Vroeger werden wanden van hutten gemaakt van vlechtwerk van wilgentenen, afgedicht met klei, en funderingen van dijken werden gelegd op matten van gevlochten wilgentenen. Deze zinkstukken blijven op hun plaats door ze af te zinken met basaltstenen. Ze beschermen de bodem tegen erosie. Knotwilgen bepalen in belangrijke mate het typisch Hollandse en Vlaamse landschap. Het is belangrijk dat eenmaal geknotte wilgen regelmatig opnieuw geknot worden, omdat de anders te dik wordende loten na een aantal jaren de boom uit elkaar scheuren. Nu de vraag naar wilgentenen afneemt, wordt dit werk vaak door vrijwilligers gedaan.

De schors van enkele soorten, zoals amandelwilg en schietwilg, bevatten salicine, dat lang geleden gebruikt werd als pijnstiller. Er werd daarvoor op de wilgenbast gekauwd, of er werd een drank van getrokken. Salicylzuur werd vroeger uit wilgenbast bereid maar kan tegenwoordig synthetisch worden verkregen door middel van de Kolbe-Schmitt-reactie. Zo ontstaat de pijnstiller die ook wel bekend is als aspirine. Salicine wordt ook gebruikt als looistof, voor het looien van leer. Wilgenhout wordt net als het hout van populieren gebruikt voor het maken van klompen en papier. Om een windmolen af te remmen wordt een ‘vang’ bestaande uit blokken wilgenhout gebruikt. Voor de teelt van wilg als biobrandstof is sinds kort zaad van enkele snelgroeiende rassen beschikbaar. De houtskool van de wilg wordt gebruikt in buskruit; het heeft een veel hogere verbrandingssnelheid dan bijvoorbeeld barbecue-houtskool.

Volgens het bijgeloof zou de wilg een sterke magische lading hebben. Bij de Germanen was de boom een symbool van de dood. Heksen zouden in de kruinen van de wilgen rusten. Vroeger maakte men daarom fluitjes uit wilgenhout om heksen en duivels te verjagen. Een gebruik bij voodoo-praktijken is een knoop leggen in een wilgentak. Daarmee zou men van op afstand iemand anders in het nauw kunnen drijven.

In ons voedselbos staan er meer dan honderd. We gebruiken ze als wijkers (omdat ze snel groeien kunnen ze als windscherm en dus beschutting voor naast staande boompjes zorgen), maar ook als afpaling van de takkenrillen waaronder we marterneskasten hebben neergezet. Daarnaast fungeren de wilgen ook als gebruikshout, om andere boompjes te ondersteunen en de koffiekachel van brandstof te voorzien.