Mispel – Mespilus germanica ’Bredase Reus’

foto De Tuinen van Appeltern
(26-5-2023)
foto De Tuinen van Appeltern

Mispel – Mespilus germanica ’Bredase Reus’

De mispel (Mespilus germanica), ook wel “wilde mispel” is een heester uit de rozenfamilie (Rosaceae). Ook de vrucht wordt mispel genoemd. De mispel is een archeofyt, een ingeburgerde plant, die omstreeks de zevende eeuw voor Christus in Europa is ingevoerd. Dit ras groeit wat forser als de gewone mispel. Ook de vruchten zijn wat forser. Deze zijn, net als alle mispels, pas eetbaar als ze gaan rotten

De mispel is een struik tot kleine boom met een hoogte van 1,5 tot 6 meter, die aan een appelboom doet denken. Het hout is hard, taai en fijnnervig, met gedoornde en dikviltige twijgen. De takken zijn spreekwoordelijk kronkelig en de plant is vaak breder dan hoog. De bladeren zijn 5 tot 12 cm groot, langwerpig, omgekeerd-eirond en aan beide zijden zacht behaard en worden in de winter afgeworpen. De bladvorm is gaafrandig of bovenaan fijn gezaagd en toegespitst. Ze zijn donkergroen. en hebben een zeer korte steel.

De mispel bloeit in mei tot begin juni met mooie witte, soms iets roze bloemen, die lijken op die van een wilde roos. Het is een goede drachtplant voor insecten, de bloemen tweeslachtig zijn en alleenstaand van 2½ tot 4 cm groot, en ze hebben 40 meeldraden. De bloemstelen en kelk zijn zacht behaard. De bruine pitvruchten hebben grote kelkslippen, zijn tweezaadlobbig en hebben een diameter van 2 tot 3½ cm.

Oogsttijd is het na de eerste flinke nachtvorst, de vruchten zijn rauw en verwerkbaar te eten. Het is een plant met een mooi decoratief blad  en is weinig gevoelig voor ziekte. De Mispel past goed in een onderlaag in permacultuur of voedselbos, vandaar dat wij er in ons voedselbos een achttal hebben neergezet.